FAQ RVU
In de vorige nieuwsbrief stond al dat we een onderhandelingsresultaat hebben. Wat de Regeling vervroegde uittreding (RVU) voor de politiesector betreft is dit de eerste regeling binnen de overheidssector, waarvan de positieve financiële gevolgen voor politiemensen zich kunnen uitstrekken tot december 2027. In dit artikel vind je meer over de RVU met vragen en antwoorden.
Dit zijn de vragen en antwoorden van 20 april 2020:
1. Wat voor soort vroegpensioenregeling is er afgesproken?
De Regeling Vervroegde Uittreding (RVU) voor de politiesector is een tijdelijke regeling voor de jaren 2021 tot en met 2025. De positieve financiële gevolgen hebben een uitloop tot en met december 2027.
2. Waarom is voor een tijdelijke regeling voor de jaren 2021 tot en met 2025 gekozen?
Dit is de fiscale (beleids)ruimte die in het landelijk pensioenakkoord van juni 2019 geboden wordt voor tijdelijke sectorale vroegpensioenregelingen. Het is de bedoeling dat in het afgesproken nieuwe Nederlandse pensioenstelsel ook weer fiscale ruimte komt voor het afspreken van structurele sectorale vroegpensioenregelingen. De politiek, werkgevers en bonden hebben echter tijd nodig om dat nieuwe stelsel praktisch uit te werken. Vandaar dit gebaar richting de huidige zestigplussers.
Concreet heeft de overheid ermee ingestemd dat vroegpensioenuitkeringen aan deze groep werknemers niet belast worden met de gebruikelijke fiscale opslag (boete) van 50 procent, mits deze uitkeringen plaatsvinden binnen drie jaar voor iemands AOW-leeftijd en niet meer dan € 21.200 per jaar* bedragen. Deze vrijstelling maakt dergelijke regelingen in ieder geval voor de periode 2021-2025 weer enigszins betaalbaar en dus bespreekbaar tussen de werkgevers en de bonden.
* Het niveau van dit bedrag wordt jaarlijks vastgesteld. Voor 2020 is dit maximumbedrag € 21.200 per jaar (pakweg € 1.767 per maand).
3. Welke financiële voorziening biedt de RVU?
De RVU biedt een bijdrage aan iemands maandelijkse inkomsten tijdens een periode van vroegpensioen die direct voorafgaat aan zijn AOW-gerechtigde leeftijd. In het landelijk pensioenakkoord is bepaald dat deze periode maximaal drie jaar mag zijn. Het niveau van het maximale uitkeringsbedrag wordt jaarlijks vastgesteld. Voor 2020 is dit bedrag €21.200 per jaar (pakweg € 1.767 per maand).
In de onderhandelingen met de minister is het maximaal in maandelijkse porties van pakweg € 1.767 uit te betalen RVU-bedrag uitgekomen op € 42.400. Dit maximumbedrag zal alleen worden uitgekeerd aan medewerkers die met de verhoging van de AOW-leeftijd tot 67 jaar te maken krijgen. Is de AOW-leeftijd van een medewerker minder verhoogd dan twee jaar (ten opzichte van de voormalige AOW-leeftijd van 65), dan valt de totale RVU-bijdrage lager uit.
LET OP: Voor aanvullend inkomen kunnen de collega’s in de RVU-doelgroep gebruikmaken van ABP Keuzepensioen en hun pensioenkapitaal eerder aanspreken. Dat leidt niet tot een veel lager ouderdomspensioen gedurende de rest van hun leven. Na de eerste politieke aanval op het vroegpensioen hebben zij bij ABP een aantal jaren extra pensioenkapitaal opgebouwd – en die reserve komt nu goed van pas.
4. Waarom was de werkgever niet te porren voor het maximale RVU-bedrag op basis van het landelijk pensioenakkoord (drie keer het fiscaal vrijgestelde jaarbedrag)?
De minister heeft de bonden van begin af aan laten weten dat hij de RVU-regeling alleen wilde gebruiken om de huidige zestigplussers te helpen ontkomen aan de jaren dat ze langer moeten doorwerken als gevolg van de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Op basis van de huidige afspraken zal die stijging tot en met 2025 maximaal twee jaar zijn (van 65 naar 67 jaar). Om die reden heeft de werkgever tijdens de onderhandelingen stevig vastgehouden aan een maximaal bedrag ter waarde van twee keer het maximale jaarbedrag uit het landelijk pensioenakkoord.
Volledigheidshalve: op basis van het pensioenakkoord blijft de AOW-gerechtigde leeftijd tot en met 2021 staan op 66 jaar en vier maanden. Daarna wordt hij vanaf 2022 66 jaar en zeven maanden en vanaf 2023 naar 66 jaar en tien maanden. Vanaf 2024 wordt de AOW-gerechtigde leeftijd 67 jaar en daar komt in ieder geval in 2025 geen verandering in.
5. Waarom was de werkgever niet bereid de huidige zestigplussers meer financiële compensatie te bieden voor de afgeschafte vroegpensioenopties bij de politie?
De minister heeft de bonden van begin af aan herinnerd aan de forse bedragen die hij de afgelopen twintig jaar beschikbaar heeft gesteld om juist deze groep medewerkers op (vroeg)pensioengebied garanties te bieden. Garanties die voor een deel zijn terug te vinden in hun collectief opgebouwde pensioenkapitaal bij ABP en voor een ander deel in het levensloopkapitaal dat ze de afgelopen vijftien jaar met inleg van hun levenslooptoelage(s) hadden kunnen opbouwen. (Zoals bekend hebben de meeste collega’s ervoor gekozen deze toelage(s) te laten uitbetalen.)
Gezien deze voorgeschiedenis was de werkgever alleen bereid op basis van overtuigende argumenten nog een keer arbeidsvoorwaardengeld uit te trekken om een vervroegde uittreding van de huidige zestigplussers te faciliteren. Het onvoorzien langer moeten blijven doorwerken als gevolg van een jaarlijks stijgende AOW-leeftijd accepteerde hij als een nieuwe inbreuk op geschapen verwachtingen. Daarvoor wilde hij met de bonden wel een tegemoetkoming afspreken in de nieuwe RVU.
6. Welke politiemedewerkers kunnen aanspraak maken op een RVU-uitkering?
Om aanspraak te kunnen maken op een uitkering op basis van de RVU moet je als politiemedewerker aan twee criteria voldoen:
• Op 1 januari 2021 ouder dan 65 jaar zijn of in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025 de leeftijd van 65 jaar bereiken.
• Bij je ontslag (= begin vroegpensioen) 35 politiedienstjaren op je naam hebben, waaronder minstens 25 ‘zware jaren’. Onder zware jaren vallen jaren in een uitvoerende functie of in een administratieve, huishoudelijke of technische functie die als bezwarend was aangemerkt (‘ATH slijtend’).
Om te beginnen zijn dit de medewerkers die sinds 2006 een Toelage Bezwarende Functie (TBF) toegewezen hebben gekregen. Daarnaast ook de collega’s in de schalen 12 en hoger die van TBF uitgezonderd waren maar wel executieve functies hadden. En tot slot alle andere collega’s die aannemelijk kunnen maken dat ze een dergelijke functie 25 jaar hebben vervuld.
7. Waarom is het niet gelukt ook ATH-medewerkers zonder (25) zware jaren aanspraak te geven op een RVU-bijdrage, zoals de bonden wilden?
De bonden zijn tijdens de onderhandelingen tot het eind aan toe blijven aandringen op een RVU-bijdrage voor alle politiemedewerkers. Wij hebben er keer op keer op gehamerd dat onderscheid maken tussen medewerkers in deze tijdelijke regeling onwenselijk is en uitvoeringstechnisch alleen maar problemen met zich meebrengt.
Helaas bleek de werkgever stug vast te houden aan de letterlijke tekst van het landelijk pensioenakkoord: ‘De RVU-bijdrage is bedoeld als tegemoetkoming voor zwaar werk waarbij niet geanticipeerd kon worden op de snelle ophoging van de AOW-leeftijd.’
Het laten vallen van het criterium ‘zwaar werk’ bleek voor de werkgever gewoonweg onbespreekbaar. Om een akkoord te bereiken hebben de bonden uiteindelijk dan ook tegen heug en meug hun wens om een algemene regeling af te spreken moeten prijsgeven.
8. Waarom wordt zwaar werk gedefinieerd als 35 politiedienstjaren waarvan minstens 25 zwaar? Dat volgt toch niet uit het pensioenakkoord?
In het pensioenakkoord wordt met zoveel woorden bepaald dat de RVU-bijdrage bedoeld is voor medewerkers die zwaar werk hebben verricht en door de snelle ophoging van de AOW-leeftijd onverantwoord lang moeten doorwerken. Het pensioenakkoord laat zich verder niet uit over wat er onder zwaar werk moet worden begrepen. Dat moeten de werkgevers en de bonden in de beroepssectoren zelf afspreken.
In de politiesector is over deze kwestie al eerder nagedacht bij het uitwerken van de twee eerdere vroegpensioenregelingen: de AFUP uit 2001 en de VPL uit 2006. De kernvraag was toen wanneer een politiemedewerker voldoende zware jaren had gemaakt om hem aanspraak te geven op een vroegpensioen vanaf 60 jaar: de toen politiek geaccepteerde uittredingsleeftijd voor politiemensen die een groot deel van hun loopbaan het meest zware en risicovolle politiewerk hadden gedaan). De uitkomst van de toenmalige onderhandelingen tussen de werkgever en de bonden was na 35 dienstjaren waarvan minstens 25 zwaar (executief of ATH slijtend). Deze norm werd de basis voor de opbouw van vroegpensioenkapitaal per dienstjaar. Het lag voor de hand hem nu opnieuw te gebruiken als indicator van zwaar werk binnen de politie.
9. Wat heeft het onderhandelingsresultaat te bieden voor ATH-medewerkers van 60-plus met geen of onvoldoende zware jaren?
Helaas bleek de werkgever tijdens de onderhandelingen over de RVU niet bereid extra geld uit te trekken om het ook voor ATH-medewerkers boven de zestig met minder dan 25 zware jaren mogelijk te maken eerder met werken te stoppen. Tijdens de onderhandelingen over de capaciteitsimpulsen bleek hij echter wel bereid een speciale gratificatie in het leven te roepen voor de medewerkers die in de jaren 2021 tot en met 2025 blijven doorwerken tot aan hun AOW-gerechtigde leeftijd.
De overeengekomen gratificatie bedraagt € 6.000 bij een dienstverband van 36 uur of meer en is naar rato lager bij een dienstverband van minder dan 36 uur. Het is wellicht een schrale troost, maar ATH-collega’s die ondanks hun leeftijd geen gebruik kunnen maken van de RVU krijgen door deze maatregel uiteindelijk toch een financieel blijk van waardering van de werkgever mee.
LET OP: Deze gratificatie heeft geen gevolgen voor de gratificatie waar een politiemedewerker recht op heeft vanwege het volmaken van 45 politiedienstjaren.
10. Hoe kan ik vaststellen of ik voldoe aan de RVU-eis van 25 zware jaren?
Waaraan herken je binnen de politie de medewerkers die het meest zware en risicovolle werk doen? Sinds 2006 is dat aan de Toelage Bezwarende Functie (TBF) die ze maandelijks van de werkgever ontvangen, al dan niet in combinatie met een inhaal-Toelage Bezwarende Functie (i-TBF). In de vijf jaar daarvoor ((2001 -2005) kon je ze herkennen aan hun extra vroegpensioenopbouw via AFUP-specifiek. Bij de invoering van het AFUP-stelsel in 2001 kreeg iedere politiemedewerker van de werkgever garantierechten toegekend voor zijn eerdere zware jaren waarover hij geen vroegpensioenkapitaal had kunnen opbouwen.
Voor een totaalbeeld van iemands zware jaren moet je bij zijn TBF-jaren dus zijn AFUP-specifiekjaren en zijn garantierechtjaren optellen.
Zowel in 2001 als in 2006 hebben alle politiemedewerkers van de werkgever een brief gehad met daarin een overzicht van hun toenmalige garantiejaren.
Politiemedewerkers krijgen uitsluitend een TBF voor hun eerste 25 zware jaren – inclusief garantiejaren en AFUP-specifiekjaren. Is jouw TBF inmiddels stopgezet omdat je het maximale aantal uitkeringsjaren hebt bereikt, dan is de melding daarvan door de werkgever ook een bewijs dat je aan de RVU-eis voldoet.
11. Welke dienstjaren bij een andere overheidswerkgever tellen mee voor de RVU?
Als politiedienstjaren gelden ook de jaren genoemd in artikel 8a van het Landelijk Sociaal Statuut Politie. Dit zijn jaren waarin je aantoonbaar een van de volgende aanstellingen had.
• Algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee;
• Algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van de Douane, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de ECD of de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst;
• Algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van het Korps Spoorwegpolitie van de Nederlandse Spoorwegen voor zover het principeakkoord van 14 oktober 1999, gesloten tussen de vakorganisaties, FNV Bondgenoten, FSV, CNV Bedrijvenbond, VHS en het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Nederlandse Spoorwegen, op jou van toepassing was en je een AFUP- garantieregeling toegekend hebt gekregen voor de jaren dat je bij de Spoorwegpolitie hebt gewerkt;
• Onbezoldigd algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van het Korps Rijkspolitie, werkzaam voor een krachtens de Wet op de weerkorpsen toegestane particuliere beveiligingsorganisaties van de luchthaven Schiphol in de periode van 15 februari 1974 tot en met datum 31 december 1992;
• Ambtenaar van politie in dienst bij de politie in Suriname tot en met 24 november 1975.
• Een functie die door het bevoegd gezag voor inwerkingtreding van de Politiewet 2012 voor een bepaalde tijd is aangemerkt als politiedienstjaar, hetgeen kan worden bewezen door het overleggen van een schriftelijk besluit daaromtrent.
12. Welke RVU-bijdrage kan ik als potentiële deelnemer krijgen?
Dat hangt af van je persoonlijke situatie en kan dus per collega verschillen.
Factor 1: Leeftijd/AOW-leeftijd
De maximale RVU-bijdrage die iemand kan krijgen hangt af van zijn leeftijd en van zijn AOW-gerechtigde leeftijd. Die laatste stijgt namelijk in de loop der jaren en komt daardoor dus verder te liggen van de RVU-startleeftijd van 65 jaar.
[Voorbeeld gewijzigd op 4 mei 2020:]Voorbeeld: iemand die in maart 2021 65 jaar oud wordt en meteen deelneemt aan de RVU heeft aanspraak op negentien keer het fiscaal vrijgestelde RVU-maandbedrag. Zijn AOW-gerechtigde leeftijd valt immers in oktober 2022, als hij 66 jaar en zeven maanden is. Iemand die in 2024 of 2025 65 jaar wordt en meteen deelneemt aan de RVU heeft aanspraak op vierentwintig keer het fiscaal vrijgestelde RVU-maandbedrag. Zijn AOW-gerechtigde leeftijd van 67 jaar ligt dan namelijk nog twee jaar in het verschiet.
Hoe groot is de maximale RVU-bijdrage voor iemand die op 1 januari 2021 al 65 jaar of ouder is? [Tekst gewijzidg op 4 mei 2020] Dat hangt ervan af hoeveel maanden hij op het moment van de jaarwisseling nog verwijderd is van de AOW-gerechtigde leeftijd in 2021 (66 jaar en vier maanden).
Factor 2: Dienstverband
Bij een dienstverband van minder dan 36 uur wordt het maandelijkse uitkeringsbedrag naar rato aangepast. Om recht te doen aan het arbeidsverleden van de potentiële RVU-deelnemers geldt daarbij als uitgangspunt de gemiddelde omvang van hun dienstverband in de tien jaar voor de mogelijke vervroegd pensioen-datum.
Factor 3: Moment van stoppen met werken
Wanneer wil je stoppen met werken/ontslag nemen bij het korps? Het kan zijn dat je op persoonlijke gronden niet meteen een beroep op de RVU wilt doen vanaf het moment dat dat voor jou mogelijk is. Belangrijk om te weten is dat bij een latere start de niet uitgekeerde RVU-bijdragen over de eerdere maanden komen te vervallen. Is in jouw geval het maximale bedrag van € 42.400 mogelijk, dan kun je dat bedrag dus niet ‘opsparen’ om het vlak voor je AOW-gerechtigde leeftijd in bijvoorbeeld een periode van vier maanden te laten uitkeren.
Factor 4: Uitkeringstermijn verlengen
Op basis van het landelijk pensioenakkoord is het wel mogelijk om je maximale RVU-bijdrage over een periode van maximaal drie in plaats van maximaal twee jaar te spreiden. In de periode 2021-2025 is het daardoor dus ook mogelijk de uitkering van je RVU-bijdragen te laten starten vanaf je 64-ste. Uiteraard krijg je dan maandelijks een minder hoog bedrag en moet je dus een groter beroep doen op je pensioenkapitaal om je inkomstenstroom op het gewenste peil te houden.
Rekenvoorbeeld, gebaseerd op het RVU-jaarbedrag 2020: een politiemedewerker heeft op basis van de RVU aanspraak op maximaal € 42.400. Laat hij dat in twee jaar uitbetalen, dan leidt dat tot een RVU-bijdrage van € 1.767per maand. Laat hij dat in drie jaar uitbetalen, dan slinkt dat bedrag tot € 1.178 per maand.
LET OP: Het is hoe dan ook niet mogelijk om voor 1 januari 2021 een RVU-bijdrage te ontvangen. Je kunt je RVU-periode dus niet verlengen naar een maand in 2020.
13. Welk (extra) vroegpensioen maakt de RVU voor een beoogde deelnemer mogelijk?
Dat hangt af van je persoonlijke situatie en kan dus per collega verschillen.
Belangrijke factoren zijn uiteraard je leeftijd op 1 januari 2021, je behoefte om met werken te stoppen, je toekomstplannen en je pensioenvoorzieningen.
Mocht je dat nog niet gedaan hebben, benader dan voor meer inzicht in je pensioen vooral een pensioenambassadeur binnen het korps. Hij kan je vertellen wat je pensioenmogelijkheden zijn en hoe de RVU-bijdrage daarin past. Het is dan aan jou om te beoordelen of dit voldoende is om te kunnen stoppen met werken. Op het intranet van de Nationale Politie vind je de benodigde contactgegevens.
Uiteraard kun je (daarvoor of daarna) ook altijd bij je bond terecht voor overleg en advies!
14. Zit er een ondergrens aan het gebruik van de RVU-regeling?
De inzet van de werkgever was dat het gebruik van de RVU alleen mogelijk zou zijn als iemand daar minstens zes maanden profijt van kon hebben. De bonden hebben dat criterium van tafel weten te krijgen. Zij is vervangen door de praktische voorwaarde dat RVU-deelname alleen mogelijk is als je daardoor (nog) minstens een maand eerder met werken kunt stoppen.
15. Ik heb mijn hele leven voltijds gewerkt, maar ben vorig jaar minder gaan werken.
Heeft dat gevolgen voor de RVU-bijdrage waar ik aanspraak op kan maken?
Bij het berekenen van iemands maximale RVU-bijdrage wordt uitgegaan van zijn gemiddelde dienstverband in de tien jaar voorafgaande aan zijn ontslag wegens RVU. Daarbij wordt gekeken naar het dienstverband op 31 december van die jaren.
16. Kan ik een RVU-bijdrage krijgen en nog gedeeltelijk bij de politie blijven werken?
Nee, gebruik maken van de RVU is alleen mogelijk in combinatie met een definitief vertrek (ontslag) bij het korps. Dat is niet zo vreemd, aangezien de bijdrage uitdrukkelijk bedoeld is om eerder stoppen met werken bij de politie mogelijk te maken. Je kunt wel blijven werken als vrijwilliger, maar niet meer als beroepskracht.
17. Kunnen politiemensen ook nog een RVU-bijdrage ontvangen na 31 december 2025?
Ja, dat kan. De RVU geeft collega’s die in de periode 2021 tot en met 2025 aan bepaalde leeftijds- en dienstjareneisen voldoen recht op een financiële bijdrage, die in het maximale geval neerkomt op in totaal € 42.400 vanaf hun 65-ste tot aan hun AOW-leeftijd.
Vanaf 2024 is de AOW-gerechtigde leeftijd 67 jaar. Dit geeft potentiële RVU-deelnemers die tussen 1 januari 2024 en 31 december 2025 de leeftijd van 65 jaar bereiken dus recht op bijdragen waarvan de uitkering kan doorlopen tot uiterlijk 31 december 2027 (de AOW-leeftijd voor collega’s die op 31 december 2025 65 worden).
LET OP: Op basis van het landelijk pensioenakkoord is het mogelijk om je maximale RVU-bijdrage over een periode van maximaal drie in plaats van maximaal twee jaar te spreiden. In de periode 2021-2025 is het daardoor dus ook mogelijk de uitkering van je RVU-bijdragen te laten starten vanaf je 64-ste. Uiteraard krijg je dan maandelijks een minder hoog bedrag en moet je dus een groter beroep doen op je pensioenkapitaal om je inkomstenstroom op het gewenste peil te houden.
Rekenvoorbeeld, gebaseerd op het RVU-jaarbedrag 2020: een politiemedewerker heeft op basis van de RVU aanspraak op maximaal € 42.400. Laat hij dat in twee jaar uitbetalen, dan leidt dat tot een RVU-bijdrage van € 1.767 per maand. Laat hij dat in drie jaar uitbetalen, dan slinkt dat bedrag tot € 1.178 per maand.
18. Als ik na mijn 65-ste nog een tijdje blijf doorwerken, krijg ik dan een hogere maandelijkse RVU-bijdrage als ik op een gegeven moment wel stop?
Nee, bij een latere start dan volgens de RVU mogelijk is komen de niet uitgekeerde bedragen over de eerdere maanden te vervallen. Is in jouw geval het maximale bedrag van € 42.400 mogelijk, dan kun je dat bedrag dus niet ‘opsparen’ om het vlak voor je AOW-gerechtigde leeftijd in bijvoorbeeld een periode van vier maanden te laten uitkeren.
19. Kan ik de RVU ook gebruiken om eerder te stoppen dan vanaf 65 jaar?
Ja, dat kan, maar alleen door politiemedewerkers die tussen 1 januari 2021 en 31 december 2025 de leeftijd van 65 jaar bereiken. Op basis van het landelijk pensioenakkoord is het mogelijk om je maximale RVU-bijdrage over een periode van maximaal drie in plaats van maximaal twee jaar te spreiden. In de periode 2021-2025 is het daardoor dus ook mogelijk de uitkering van je RVU-bijdragen te laten starten vanaf je 64-ste. Uiteraard krijg je dan maandelijks een minder hoog bedrag en moet je dus een groter beroep doen op je pensioenkapitaal om je inkomstenstroom op het gewenste peil te houden.
Rekenvoorbeeld, gebaseerd op het RVU-jaarbedrag 2020: een politiemedewerker heeft op basis van de RVU aanspraak op maximaal € 42.400. Laat hij dat in twee jaar uitbetalen, dan leidt dat tot een RVU-bijdrage van € 1.767 per maand. Laat hij dat in drie jaar uitbetalen, dan slinkt dat bedrag tot € 1.178 per maand.
LET OP: Het is hoe dan ook niet mogelijk om voor 1 januari 2021 een RVU-bijdrage te ontvangen. Je kunt je RVU-periode dus niet verlengen naar een maand in 2020.
20. Ik heb een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering WAO/WIA. Wat zijn de gevolgen van een RVU-bijdrage voor mijn uitkering?
Een RVU-bijdrage van de werkgever wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking en uitbetaald onder de groene tabel. Het UWV kort de RVU-bijdrage daardoor niet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
21. Ik val onder de doelgroep van de RVU, maar ben al met levensloopverlof. Kan ik nog in aanmerking komen voor de RVU-bijdrage?
Dat hangt van de vorm van je levensloopverlof af. Ben je met tussentijds levensloopverlof, dan kom je in principe na afloop van deze verlofperiode terug op het werk en kun je gebruik maken van de RVU-bijdrage. Ben je echter met eindeloopbaanverlof waarbij je je hebt vastgelegd op een ontslagdatum, dan geldt dat niet. Je ontslagdatum ligt dan vast, waardoor een RVU-bijdrage niet langer aan de orde is.
22. Zijn bonden tevreden met het bereikte resultaat?
Ja en nee. We hadden natuurlijk het liefst een generieke regeling voor alle zestigplussers bij de politie afgesproken met een maximale benutting van de fiscale ruimte in het landelijk pensioenakkoord (drie keer het fiscaal vrijgestelde jaarbedrag). Het resultaat is echter een redelijke aanvulling op eerder gemaakte afspraken over vroegpensioenmogelijkheden binnen de politie. Ook hebben we onredelijke toekenningseisen zoals 45 dienstjaren kunnen blokkeren.
23. Wat heb ik als jongere aan de afspraak over de RVU-bijdrage?
Voor jongeren heeft de RVU-afspraak uit het landelijk pensioenakkoord vooral een indirect voordeel: het versneld vrijkomen van interessante doorstroommogelijkheden. Andere afspraken in dat akkoord zijn voor hen interessanter. Zo wordt er momenteel hard gewerkt aan het optuigen van een nieuw pensioenstelsel met een eerlijker pensioenopbouw en meer kans op koopkrachtbehoud (indexatie). Ook wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om Nederlanders na 45 jaar werken recht op AOW te geven en vergoedingen voor onregelmatig werken te benutten voor het opbouwen van pensioenkapitaal.
Een belangrijke afspraak die nu al benut wordt in de politiesector is de mogelijkheid om vanaf 2021 honderd weken belastingvrij verlof op te sparen. Nu is dat nog vijftig weken. Dit geeft de politie de mogelijkheid om de bronnen voor het verlofsparen (LFU) uit te breiden, bijvoorbeeld met gemaakte overuren en met de compensatie voor het overschrijden van het sociaal maximum. In volgende CAO-onderhandelingen willen de bonden dit uitbreiden.
Dit zijn de vragen en antwoorden die op 22 april 2020 erbij gekomen zijn:
24. Waarom is er geen structurele regeling afgesproken gebaseerd op het aantal dienstjaren – bijvoorbeeld recht op vroegpensioen na 45 jaar?
Helaas: voor een structurele vroegpensioenregeling is de tijd nog niet rijp. Dat is ook nooit het doel geweest van de onderhandelingen tussen de werkgever en de politiebonden die in november vorig jaar begonnen. Die waren gebaseerd op de (beperkte) fiscale (beleids)ruimte die in het landelijk pensioenakkoord van juni 2019 is vrijgemaakt voor het afspreken van een tijdelijke vroegpensioenregeling voor de periode 2021-2025.
Hoe zat dat ook alweer?
Zoals bekend heeft de politiek het eerder stoppen met werken de afgelopen twintig jaar onbetaalbaar gemaakt, met name door het opleggen van een fiscale opslag (boete) van vijftig procent op vroegpensioenuitkeringen.
In het landelijk pensioenakkoord van juni 2019 heeft de overheid toegegeven dat ze daarin te ver is doorgeschoten. Een van de grote pluspunten van dat akkoord is dan ook de principe-afspraak dat de overheid beroepssectoren weer fiscaal gaat helpen bij het betaalbaar maken van vroegpensioenregelingen voor mensen die tientallen jaren zwaar werk hebben verricht.
Als eerste stap op die weg zijn in het pensioenakkoord drie afspraken vastgelegd over mogelijke bouwstenen voor nieuwe structurele vroegpensioenregelingen.
• Het aantal uren dat werknemers belastingvrij verlof mogen opsparen wordt verdubbeld van 50 naar 100 weken. Wordt deze optie optimaal benut, dan kunnen werknemers ruim twee jaar voor hun AOW-leeftijd stoppen met werken.
• Er wordt onderzocht op welke manier(en) werknemers na 45 gewerkte jaren aanspraak kunnen krijgen op een AOW-uitkering (‘flexibele AOW’). Dit kan een belangrijke bijdrage zijn aan het financieel mogelijk maken van vervroegde uittreding.
• Ook wordt uitgezocht in hoeverre het mogelijk is om toeslagen voor bijvoorbeeld onregelmatigheid en overwerk om te zetten in individuele vrijwillige pensioenopbouw.
Deze en andere fiscale bouwstenen voor nieuwe CAO-afspraken over vervroegde uittreding worden momenteel op landelijk niveau nader uitgewerkt door de overheid, de werkgevers en de vakbeweging.
Deze ingewikkelde klus vraagt tijd en dat zou ertoe kunnen leiden dat de huidige zestigplussers buiten de boot vallen. In het pensioenakkoord is afgesproken dat dat niet mag gebeuren. Met dat doel voor ogen heeft de overheid ermee ingestemd dat de fiscale boete van vijftig procent de eerste jaren niet wordt opgelegd aan vroegpensioenuitkeringen aan zestigplussers die qua hoogte en looptijd aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze ontheffing moest beroepssectoren de financiële ruimte geven om voor de oudste medewerkers alvast een tijdelijke vroegpensioenregeling af te spreken.
Binnen de politiesector hebben de werkgever en de bonden zes maanden gesteggeld over het benutten van deze ruimte en daar is het huidige onderhandelingsresultaat uit voortgekomen. Dat had dus nooit een structurele regeling kunnen zijn. Daarvoor moeten we nog even geduld hebben totdat de praktische inrichting van het nieuwe pensioenstelsel – met nieuwe fiscale vroegpensioenfaciliteiten – helemaal rond is.
25. Ik ben op 31 december 2025 nog geen 65. Wat is mijn vroegpensioenperspectief?
De RVU ten gunste van de huidige zestigplussers moet gezien worden als een overgangsmaatregel. In het landelijk pensioenakkoord van juni 2019 is afgesproken dat de overheid de beroepssectoren daarna op andere manieren fiscaal zal ondersteunen bij het financieel mogelijk maken van cao-afspraken over structurele vroegpensioenregelingen.
Als eerste stap op die weg zijn in het pensioenakkoord drie afspraken vastgelegd over mogelijke bouwstenen voor nieuwe structurele vroegpensioenregelingen.
• Het aantal uren dat werknemers belastingvrij verlof mogen opsparen wordt verdubbeld van 50 naar 100 weken. Wordt deze optie optimaal benut, dan kunnen werknemers ruim twee jaar voor hun AOW-leeftijd stoppen met werken.
• Er wordt onderzocht op welke manier(en) werknemers na 45 gewerkte jaren aanspraak kunnen krijgen op een AOW-uitkering (‘flexibele AOW’). Dit kan een belangrijke bijdrage zijn aan het financieel mogelijk maken van vervroegde uittreding.
• Ook wordt uitgezocht in hoeverre het mogelijk is om toeslagen voor bijvoorbeeld onregelmatigheid en overwerk om te zetten in individuele vrijwillige pensioenopbouw.
Deze en andere fiscale bouwstenen voor nieuwe CAO-afspraken over vervroegde uittreding worden momenteel op landelijk niveau nader uitgewerkt door de overheid, de werkgevers en de vakbeweging.
De politiebonden zullen zich de komende jaren onverminderd sterk blijven maken voor zo goed mogelijke vroegpensioenopties voor politiemedewerkers – dus ook voor de collega’s die vanaf 1 januari 2026 65 jaar worden.
Leidt de komst van het nieuwe pensioenstelsel tot de voorgespiegelde extra (fiscale) beleidsruimte, dan zullen wij tijdens cao-onderhandelingen onze eisen voor een nieuwe structurele vroegpensioenregeling voor de politiesector op tafel leggen. Komt er geen AOW na 45 gewerkte jaren en blijkt het verlofsparen onvoldoende soelaas te bieden, dan zullen de politiebonden inzetten op een verlenging van de RVU die nu voor de komende vijf jaar overeengekomen is.
26. Waarom wordt in de RVU niet maximaal gebruik gemaakt van de fiscale vrijstelling die in het landelijk pensioenakkoord is afgesproken?
In het landelijk pensioenakkoord zijn vroegpensioenuitkeringen aan de huidige zestigplussers vrijgesteld van de fiscale opslag (boete) van vijftig procent, mits ze niet hoger zijn dan € 21.200 per jaar en uitsluitend worden uitgekeerd (in maandelijkse porties) in maximaal drie jaar voorafgaand aan iemands AOW-gerechtigde leeftijd. Dat maakt het mogelijk dat ook iemand die in de loop van 2026 65 jaar wordt nog op basis van een RVU-bijdrage met vervroegd pensioen zou kunnen.
27. In de RVU voor de politiesector is dat niet het geval. Daar is de toekenning van een RVU-bijdrage beperkt tot collega’s die op 1 januari 2021 al 65 jaar of ouder zijn of in de periode van 2021 tot en met 2025 65 worden. Waar is dat extra vrijstellingsjaar gebleven?
Dat jaar is gesneuveld in de onderhandelingen tussen de werkgever en de politiebonden. Op basis van het landelijk pensioenakkoord kan elke beroepssector desgewenst een tijdelijke vroegpensioenregeling afspreken. Werkgevers zijn daarbij echter niet verplicht de landelijk afgesproken maximumbedragen en -termijnen klakkeloos over te nemen. Welk deel van de fiscale (beleids)ruimte er wordt gebruikt – lees: hoeveel geld er in de regeling wordt gestopt – dat moet per sector in onderhandelingen tussen de werkgever en de bonden worden bepaald.
In ons geval bleek de werkgever niet bereid de maximale drie jaar fiscale ruimte te benutten.
De afgelopen twintig jaar heeft hij al flink geïnvesteerd (zo’n 3,5 miljard) in het op peil houden van het vroegpensioen voor de beoogde doelgroep. Bovendien is die groep erg groot en dan heb je het ook bij relatief bescheiden bedragen al meteen over een forse investering. Al met al wilde de werkgever niet verder gaan dan het goedmaken van het financiële nadeel dat deze medewerkers hebben geleden door de verhoging van de AOW-leeftijd. Een compensatie waarvoor hij nog niet eerder geld had uitgetrokken. Concreet kwam dat erop neer dat hij nog slechts een RVU-bijdrage wilde verstrekken ter waarde van maximaal twee keer het jaarbedrag dat in het pensioenakkoord fiscaal was vrijgesteld. Daarnaast wilde hij de doelgroep beperken tot de medewerkers die uiterlijk op 31 december 2025 65 worden.
De bonden hebben zich tegen deze beperkingen verzet, maar de werkgever hield op beide punten (hoogte en looptijd) voet bij stuk. Op een aantal andere punt deed hij dat niet – en uiteindelijk moet je dan als bonden je knopen tellen.
LET OP: De werkgever heeft wel ingestemd met de maximale uitkeringstermijn van drie jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd uit het landelijk pensioenakkoord. Binnen de overige voorwaarden kunnen collega’s het RVU-bedrag waar ze recht op hebben dus over een langere periode uitsmeren en daardoor desgewenst nog wat eerder stoppen met werken.
De tijdelijke RVU is echter niet het einde van het verhaal. De politiebonden zullen zich onverminderd sterk blijven maken voor zo goed mogelijke vroegpensioenopties voor politiemedewerkers – dus ook voor de collega’s die vanaf 1 januari 2026 65 jaar worden.
Leidt de komst van het nieuwe pensioenstelsel tot de voorgespiegelde extra (fiscale) beleidsruimte voor vroegpensioenregelingen, dan zullen wij tijdens cao-onderhandelingen onze eisen voor een nieuwe structurele regeling voor de politiesector op tafel leggen. Komt er geen AOW na 45 gewerkte jaren en blijkt het verlofsparen onvoldoende soelaas te bieden, dan zullen de politiebonden inzetten op een verlenging van de RVU die nu voor de komende vijf jaar overeengekomen is. Dit dossier wordt dus voorlopig nog niet gesloten.
28. Bouw ik nog pensioen op tijdens vroegpensioen op basis van een RVU-bijdrage?
Nee, aan het gebruik van de RVU-regeling is onvermijdelijk ontslag gekoppeld. Daarmee stopt ook de pensioenopbouw.
29. Ik maak gebruik van Regeling Partieel Uittreden (RPU of deeltijdpensioen). Is dat van invloed op de hoogte van mijn eventuele RVU-bijdrage?
Nee, RPU-deelname wordt in het kader van de RVU niet gezien als werken in deeltijd.
Aanvullingen: